Herkomst, oorsprong en geschiedenis van het konijn



De geschiedenis van het konijn is een boeiend verhaal van duizenden jaren oud. Hoewel konijnen nog niet zo lang als huisdier worden gehouden bestaat de band tussen mens en konijn al millennia. Eeuwenlang gaf het konijn ons voedsel wanneer dat nodig was, vooral tijdens ontdekkingsreizen en oorlogen. De herkomst van het konijn is niet helemaal duidelijk maar het dier heeft een lange geschiedenis achter de rug die al begint in de oudheid. Wist je dat Spanje de oorsprong van zijn naam dankt aan het konijn? In de middeleeuwen hielden Franse monniken konijnen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het langzaam maar zeker het derde populairste huisdier in Europa en de VS.

Vroegste geschiedenis en oorsprong van het konijn:

Vanuit Azië naar Europa:

De herkomst van het konijn is niet helemaal duidelijk. Door gevonden fossielen denken biologen dat het dier uit Azië komt en daar minstens veertig miljoen jaar geleden ontstond. Miljoenen jaren geleden verspreidde het konijn zich ook naar Europa.

Spanje en Portugal:

Door de eerste ijstijd trok het konijn zich geleidelijk terug in warmere streken en kwam zo terecht op het Iberisch schiereiland dat Spanje en Portugal omvat. Men schat dat het Europees wild konijn ongeveer vierduizend jaar geleden daar voor het eerst voorkwam. In dit mediterraan klimaat van warme zomers en koude winters vond het konijn een ideale woonplaats. De grond was er droog en vast en geschikt om tunnels in te graven.

Bezoek van de Feniciërs en herkomst van de naam Spanje:

I-saphan-im:

De eersten die het konijn in schriftelijke bronnen vermeldden waren de Feniciërs. Dit volk van handelaars en ontdekkingsreizigers kwam uit het huidige Libanon. Rond 1100 voor Christus verkende een groep Feniciërs het Iberisch schiereiland en stelde vast dat het er krioelde van de konijnen. Ze vonden dat het konijn sterk leek op de klipdas. Dit dier uit hun thuisland werd ‘saphan’ genoemd. Daarom gaven ze het Iberisch schiereiland de naam ‘i-saphan-im’ (‘het land van de klipdassen’).

Hispania:

Honderden jaren later werd die naam door de Romeinen verbasterd tot ‘Hispania’ waaruit ook de benaming 'Spanje' is afgeleid. De naam van het land houdt dus rechtstreeks verband met het konijn.

In het spoor van de Romeinen:

Duizenden jaren lang had het konijn op het Iberisch schiereiland een zorgeloos en ongestoord leventje. Daar kwam verandering in tijdens de Tweede Punische Oorlog waarin Rome het opnam tegen zijn aartsvijand Carthago. In de tweede eeuw voor Christus arriveerden Romeinse troepen voor het eerst in Spanje.

Economisch belang:

De Romeinen vonden het konijn interessant maar louter uit economische belangen. Het konijnenvlees viel in de smaak en ook de pels was nuttig voor het maken van kledij. Een konijn is echter niet al te groot, waardoor het jagen op konijnen in de ogen van de Romeinen niet rendabel was. Ze vonden dat de jacht teveel moeite kostte in verhouding tot de opbrengsten.

Fokken:

Daarom besloten de Romeinen als eersten om konijnen in gevangenschap te fokken, een praktijk die ‘cunicultuur’ heette. Men ving wilde konijnen en zette hen vervolgens in ‘leporaria’. Dit waren hoog ommuurde parkjes, bedoeld om de konijnen gevangen te houden maar ze tegelijk te beschermen tegen roofdieren. De Romeinen stelden tot hun tevredenheid vast dat het aantal konijnen binnen deze muren op korte tijd sterk toenam. Natuurlijk ontsnapten er ook vaak konijnen uit deze parkjes op een manier waarin konijnen nu eenmaal onovertroffen zijn: het graven van tunnels. Dit verklaart wellicht de Latijnse en wetenschappelijke naam van het konijn ‘oryctolagus cuniculus’, wat zoveel betekent als ‘haasachtige graver van onderaardse tunnels’.

Delicatesse en schoonheidsproduct:

De Romeinen peuzelden niet alleen slachtrijpe dieren maar ook pas geboren konijnen en zelfs embryo’s op. Het vlees van pasgeboren konijnen was in het oude Rome een delicatesse en Romeinse vrouwen gebruikten het zelfs als schoonheidsproduct.

Verspreiding van het konijn over Europa:

Toen het Romeinse Rijk steeds groter werd gingen ook de konijnen mee naar de veroverde gebieden. De soldaten namen de dieren mee, zetten hen uit in het wild of op eilandjes langs de kust en voorzagen zichzelf op die manier van voedsel ver weg van Rome. Dit was echter niet overal succesvol. Wanneer er grote roofdieren zoals wolven of lynxen leefden hielden de konijnenkolonies niet lang stand. Op andere plaatsen daarentegen vermenigvuldigen de konijnen zich zo snel dat er heuse plagen uitbraken en de konijnen de gewassen beschadigden. Zo schreef de Romeinse auteur Plinius in de eerste eeuw na Christus dat twee konijnen op de Balearen zich zo snel voortplantten dat de inwoners de Romeinse keizer Hadrianus om hulp smeekten.

Munten:

In elk geval stond het konijn zo goed aangeschreven als bron van voedsel en kleding dat hele schepen met konijnen van Spanje naar Rome vaarden en er in de eerste eeuw na Christus zelfs Romeinse munten werden geslagen met een afbeelding van het konijn. De munt rechts toont een vrouw met daarnaast een konijn. Hieruit blijkt dat het dier toen al goed was ingeburgerd in de Romeinse maatschappij.

Verdere verspreiding naar andere continenten:

Later in de geschiedenis verspreidde het konijn zich op dezelfde manier over alle continenten met uitzondering van Antarctica. De Nederlandse Oost-Indische Compagnie nam konijnen mee en zette ze uit op eilandjes langs de vaarroute naar het oosten als voedselbron voor onderweg of voor schipbreukelingen. Ook naar Noord-Amerika en Australië gingen konijnen mee met de Europese ontdekkingsreizigers.

Konijnen in de Middeleeuwen:

Franse monniken:

De eerste domesticatie van konijnen is toe te schrijven aan Franse monniken in de Champagne-streek in de eeuwen na de val van het West-Romeinse Rijk. Zij hielden konijnen voor de productie van vlees in kooien en grote ommuurde tuinen. Ze fokten ook met dieren met markante eigenschappen waardoor er verschillende kleurmarkeringen en rassen ontstonden. In de twaalfde eeuw werd het konijn ook in Engeland geïntroduceerd. In 1530 komt een konijn voor het eerst voor in een kunstwerk: de ‘Madonna met konijn’ van Titiaan waarop een wit konijn is te zien.

Konijnen houden voor pels en vlees:

Geleidelijk gingen ook gewone mensen konijnen houden voor hun pels en vlees om zo iets bij te verdienen. Een boek uit 1631 met als titel ‘A way to get wealth’ geeft tips en advies over het houden van konijnen.

Eerste tentoonstellingen:

In de zestiende eeuw werden voor het eerst tentoonstellingen gehouden waar fokkers samenkwamen. Schoonheid of raskenmerken waren hier echter niet van tel. Alleen de economische aspecten zoals dichtheid van de pels en het gewicht waren belangrijk.

Kentering in het midden van de negentiende eeuw:

Fokken uit liefhebberij:

Tot het midden van de negentiende eeuw bleef het konijn een dier dat alleen door vlees- en bontproducenten werd gehouden maar daarna kwam er verandering in. Ook liefhebbers van konijnen begonnen de dieren nu te fokken. De klemtoon verschoof van economische aspecten naar het fokken van dieren met mooie uiterlijke kenmerken. In Engeland ontstonden in deze periode rassen als de Hollander en de Belgische haas. Vanaf 1859 vonden de eerste tentoonstellingen plaats waarbij schoonheid en raskenmerken centraal stonden.

Bron van vlees tijdens oorlogen:

Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog was voedsel op veel plaatsen schaars en werd het konijn vooral om zijn vlees gefokt. Het fokken van konijnen floreerde tijdens de oorlogsjaren omdat de dieren weinig plaats in beslag namen en ook weinig kostten. Groenvoer was immers gemakkelijk te vinden.